Goed te Nieuwenhove

goed te nieuwenhove

Een van de belangrijkste hoeves van Waregem is het beschermde Goed te Nieuwenhove. Het vormde het centrum van de gelijknamige Middeleeuwse heerlijkheid en gaf zijn naam aan de wijk tussen het centrum van Waregem en Deerlijk. De huidige hoevegebouwen gaan terug tot de 18de eeuw.

Historiek van het Goed te Nieuwenhove

De eerste schriftelijke vermelding van de heerlijkheid Nieuwenhove dateert van 1403. Olivier van der Vichten had toen de heerlijkheid in leen van de graaf van Wakken. De naam van de heerlijkheid zou kunnen gelezen worden als het nieuw hof tegenover het oude hof te Vichte.

Uit archeologische opgravingen, uitgevoerd in 1933 en 1976, blijkt dat er al vroeger bewoning was in Nieuwenhove. De oudste vondsten, vuurstenen en een krabber, dateren uit de late steentijd. Ook verschillende Gallo-Romeinse gebruiksvoorwerpen werden aangetroffen, voornamelijk aardewerk uit de 2de en 3de eeuw. Dit wijst erop dat er toen al een nederzetting was.

Voor de 15de eeuw moet er een houten gebouw gestaan hebben, dat echter door een overstroming vernield werd. Het eigenlijke kasteel werd gebouwd tussen 1419 en 1467. Het was waarschijnlijk opgetrokken in baksteen en was eerder een riant herenhuis dan een goed verdedigbare burcht. De centrale toren en de twee kleine hoektorentjes waren bedoeld als versiering en symbool van de macht van de heer. Het kasteel was duidelijk het centrum van waaruit het grondgebied bestuurd werd.

Het omwalde domein moet een belangrijke rol gespeeld hebben in de streek. Dit blijkt uit het feit dat er naast het kasteel voor de heer ook een neerhof met verschillende bijgebouwen was, met plaats voor de oogst, de werktuigen, de dieren en de vele knechten.

In de 18de eeuw was het kasteel in verval. In 1757 werd het volledig vernieuwd en uitgebreid, maar tijdens de Franse Revolutie werd het kasteel leeggeroofd en verdween het definitief.

De verschillende bouwelementen van de 18de-eeuwse hoeve - woonhuis, schuur met wagenkot, duiventoren en poortgebouw - staan los van elkaar. In geval van brand beperkte deze losse opstelling de schade aan de gebouwen die oorspronkelijk opgetrokken werden in houten vakwerk. 

Via een stenen brug over de wal bereik je het poortgebouw. Dit vertoont 18de-eeuwse gedeelten met 19de-eeuwse aanbouwsels. Het gebouw is opgetrokken in Franse baksteen en vertoont naast het wapenschild van de heren van Nieuwenhove, een vijftal metselaarstekens in donkere baksteen. Het woonhuis dateert van rond 1757, maar kwam in de plaats van een eerdere woning. Te oordelen aan de dikke steenplaat aan de voor- en achtergevel was het gebouw oorspronkelijk in vakwerkbouw opgetrokken. Vermoedelijk werd de woning na een brand in de 19de eeuw versteend. Enkel de zijgevels met muurvlechtingen dateren nog van 1757. Waardevol is tevens het gaaf bewaarde 19de eeuwse buitenschrijnwerk.

De duiventoren is een 18de-, misschien laat 17de-eeuws bouwwerk in donkerrode baksteen. De hoeken zijn versterkt met natuursteen, de voor- en achtergevel zijn als trapgevels uitgewerkt. Het houden van duiven was een exclusief recht van de heer. Enkel zijn duiven mochten voer zoeken op de akkers.

De dwarse schuur met wagenhuis werd eveneens opgetrokken rond 1758 en is een voorbeeld van een versteende vakwerkschuur. De ruimte tussen de verticale eikenhouten stijlen werd opgevuld met leem en vlechtwerk. Deze vakwerkbouw is nog steeds zichtbaar en deels origineel bewaard. Een bakstenen muur werd in 1883 toegevoegd en de vakwerkvullingen werden tijdens de 19de eeuw in verschillende fasen met metselwerk opgevuld. De dakconstructie van de schuur bestaat uit zeven gebinten met telmerken. Deze teltekens (gelijkend aan het systeem ven Romeinse cijfers) werden door de timmerlieden aangebracht om de plaats van de individuele stukken in het hele constructiesysteem te identificeren. De constructies werden immers in de ateliers geprefabriceerd en dienden ter plaatse opnieuw in elkaar gestoken te worden. Naast telmerken werden op een aantal balken ook inscripties aangebracht door knechten die vroeger op de hoeve werkzaam waren; o.m. "petrus bekke dienende met smet vivo van dooren 1821 tot 1830".

terug