Geschiedenis van Beveren-Leie

De naam van deze Leiegemeente zou van Keltische oorsprong zijn. Oorspronkelijk luidde het al "Brebrona", wat beverwater zou betekenen. Prehistorische en Gallo-Romeinse vondsten op de kouters langs de Leie wijzen op een eeuwen ver opklimmende bewoning van deze plaats. In 1937 werd er een Gallo-Romeinse muntschat van 800 bronzen munten opgedolven die omstreeks 260 na Christus aan de grond werd toevertrouwd.

Beveren werd anno 964 voor het eerst in een oorkonde van de Franse koning Lotharius vermeld. Vanaf die datum is de geschiedenis van het dorp op de voet te volgen dankzij de archieven van de Gentse St.-Pietersabdij. Eeuwenlang was Beveren een gemeente van landbouwers die met wat huisnijverheid, spinnen en weven, hun dagelijks brood verdienden. Na de crisis van de 19de eeuw, die in heel de Leiestreek sterk toegeslagen had, bracht ook hier de vlasnijverheid langs de Golden River soelaas. Dankzij de werklust en ondernemingszin van de Bevernaars is het dorp uitgegroeid tot een nijverheidsgemeente.

Vandaag wordt de gemeente gekenmerkt door een vrij compacte bebouwing waarbij de woon- en werkgebouwen soms kriskras door elkaar ingeplant staan. Dit is een uitvloeisel van de huisnijverheid. Enkel op de zuidkant van de gemeente en de strook langs de Leie kan men nog enigszins het oude landbouwkarakter van de streek ontwaren. Bij sommige van de hofsteden zijn merkwaardige zaken uit het verleden bewaard: typische watergracht, poortgebouwen, ovenbuur...             

De burgemeesters van Beveren-Leie

  • 1796-1797: Jacobus Anthonius Bouckaert
  • 1798-1819: Jan Eugeen de Brabandere
  • 1820-1822: Antonius-Josephus Deconinck
  • 1822-1831: Franciscus Terrijn
  • 1832-1835: Joseph Vervaeke
  • 1836-1854: Jan Baptist De Brabandere
  • 1855-1857: Joseph Vervaeke
  • 1858-1870: Felix Van Rijsselberghe
  • 1871-1884: Ernest Van Rijsselberghe
  • 1885-1891: Ivo Vantomme
  • 1891-1895: Jules Coussement (waarnemend)
  • 1895-1921: Jules Coussement
  • 1921-1938: Odilon Coussement
  • 1939-1941: Theofiel Callens
  • 1942-1944: Aloïs Bijttebier
  • 1945-1946: Theofiel Callens
  • 1947-1970: Jules Callens
  • 1971-1976: Frans Christiaens